Het is zondag (na)middag en een lichte drukkende hoofdpijn die deze geforceerde vrije dag licht lamlendig maakt doet me besuiten weer eens wat gedachten en gebeurtenissen naar het world wide web te transformeren. Het feit dat ik niet in geestelijke topconditie ben door uitdroging van de bovenkamer neemt niet weg dat ik van zo’n rustige zondag geniet. Niks hoeft vandaag en gister heb ik netzoals de dag daarvoor heerlijk gedanst. Dit dansen was vooral op vrijdag cultuur-fijn-proeverij die mijn op dat moment vooral lichamelijke mankementen nien ten goede kwam. Het feit dat ik dit weekend niet Nairobi uit ben heeft namelijk te maken met een hydrops in mijn rechter knie. Zoals sommige misschien niet is ontgaan droeg ik het laatste half jaar een brace (tijdens volleybal) rond mijn linker knie, het ziet er naar uit dat niet alleen water de andere kant op roteerd als het door de zwarte kracht door een gootsteenputje wordt getrokken aan de andere kant van de evenaar, ook onduidelijke knieklachten wisselen met gemak van knie. [Nikki kan ik nog zo’n brace van je lenen komend jaar :-)]
Dit weekend was gereserveerd voor een wandeling naar de (drie na hoogste) top van mt Kenya. Had ik ontzettend veel zin in. Het feit dat ik het tijdens dit verblijf niet meer zal doen is nu een goed excus om terug te komen. (Hopelijk met wat alpinisme/klim ervaring om grotere hoogte, zodat ik enigsinds verantwoordelijk met iemand een werkelijke toppoging kan gaan doen)
Die hydrops is ook een goede katalysator naar het verleden, want uiteraard is er een oorzaak voor dit lichamelijk helingsproces. En de oorzaak zit hem uiteraard in.... klimmen. Afgelopen weekend het eerst veel te laat gemaakt op een niet al te denderend feestje, maar ik kon geen taxi naar huis regelen en toen er een taxichauffeur aan de lijn hing kon niemand de goede man uitleggen hoe die me vanuit dit expat-huis-waar-iedereen-een-auto-heeft kon ophalen. Het was iets na enen toen ik naar huis wilde en lag uieindelijk om kwart voor vijf in mijn bed. Drie uur later ging de wekker, want ik zou die middag mijn lesgeef/trainersskills weer eens uit de kast mogen halen. Allemaal enthusiast beginnende klimmers en klimsters de berg op jagen. Altijd leuk om mensen enthusiast te zien en te maken voor iets waar je zelf zo van kan genieten.
Zelf nog een beetje geklommen en daarna zouden Ritu, Joe en ik bij de rotsen blijven slapen samen met een voor sommige bekend gezelschap; de Hot-Rock expeditie. (Grote bus met 8-14 klimmers die door de rift vally van oost-Afrika reizen om op de meer onbegaanbare plekken te klimmen) Om er niet weer een heel klimverhaal van te maken, ik heb in korte tijd mijn mentale grenzen al verlegt en de 45 meter lange traditionele klim die ik die dag voorklom was misschien niet moeilijker dan hetgeen ik een 2 tal maanden geleden heb gedaan, maar het was wel een stuk ‘luchtiger’. Ik bovond me in de situatie dat, na het loskomen van mij laatste nutje, ik bij een val zo’n 25 meter naar beneden zou vliegen in de aldaar geplaatse nut (die wel een bomber was) Het feit dat ik dat wel zou overleven, aangzien ik al 35 meter hoog was (een geneusde of gebroken enkel zou alleen wel deel van de vlucht worden denk ik), neemt niet weg dat je heel rustig doorklimt omdat je nogsteeds geen nieuwe zekering kan plaatsen.
Mentaal sterker, maar met een onsteking in mijn knie ga ik volgende week waarschijnlijk een wand van 200 meter op traditionele wijze beklimmen (engelse waardering extreem severe). Dit is tijdens een campeer weekend dat ik organiseer voor de Mountenering Club of Kenya (MCK) angezien ik .. snik, snik .. bijna weg ben. Voor zij die daar geweest zijn; het wordt kamperen en klimmen in Hell’s Gate (klinkt voorspoedig)
Tijdens dat laatste klimweekend kwam ik ook een wat oudere klimmer tegen die zijn leven leeft met de naam Robert Chambers. Dat zei me niet direct zoveel, al kon ik me later herinneren dat ik zijn naam wel eens als referentie ben tegen gekomen; hij is een goreo (schrijf je dat zo?) in participatory research in developing countries. (en oud voorzitter van de MCK) Aangezien ik net door al mijn boeken heen ben heb ik gister alvorens ik een niet al te eniverende rondje maakte door het National Museum in Nairobi, maar een boek van hem gekocht. Bijna 300 pagina’s vol kritiek op al die mensen, zoals ik, met goede bedoeling op welke wijze dan ook ontwikkelinghulp (proberen) te verlenen. [Van een vrijwilligster in het groene Benin tot en met de directeur van de Wereld Bank in het grijse Washigton] Naast deze kritiche en academische literateur heb ik mezelf ook nog verwend met ‘the Zanzibar Chest’ van Aidan Hartley, hetgeen netzoals ‘Ebbenhout’ van Ryszard Kapuściński een prachtige, aangrijpende en intense beschrijving moet zijn van (in dit geval) de recente geschiedenis van Oost-Afrika.
Heb ik ook nog iets cultureels gedaan? [Behalve een hele week door Nairobi scheuren in matatu of decadent achter in een taxi terwijl je je volgende interview voorbereid, om data te verzamelen voor mijn onderzoek... tja dat doe ik ook nogsteeds] Vooral afgelopen vrijdag dus; dansen in een grote slecht ingerichte ruimte met plastic tafels en stoelen en een krakende geluidsinstelatie waardoor opzwepende traditionele Luo songs worden verspreid die een fractie van een seconde eerder door een matige geklede, doch uiterst vrolijke band is voortgebracht. Gelukkige is het gebruikelijk om op deze muziek vooral het achterwerk en een beetje het bovenlichaam te bewegen, zodat mijn knieen geen halsbrekende kapriolen hoefde uit te halen die gegarandeerd om meer alcohol hadden gevraagt om de pijn te drukken. Aanvankelijk was ik de enige witte, maar leter kwamen er nog twee witte vriendjes langs, maar het feit dat we zo’n minderheid waren leverde geen extra aandacht, waardoor we ons deel van de massa konden voelen en daar dus ook in opgingen tijdens het dansen. Geen ‘honey-girls’ die onder valse voorwenselen je ego strelen met een overschot aan aandacht. De complimenten over je uiterlijk en innerlijk moeten slechts als reflextie van de inhoud van je portomonnai gezien worden die je op een later tijdstip al dan niet voor een tegen prestatie zou mogen overhevelen naar hun lege buidel.
Een tijdje terug heb ik boodschappen gedaan in Kibera; de grootste sloppenwijk van Nairobi. Nairobi ziet er best gecivaliceerd uit, maar doet komt omdat je onder normale omstandigheden slecht bewust bent van de 1 miljoen mensen die in (stenen) huizen woont. Deze mensen kan je tegen komen in winkels en matatu’s etc. De overige 2.5 miljoen (!) woont in ‘the slums’. Kibera is de grootste met 1 miljoen bewoners, iets wat je je niet kan voorstellen. Misschien had ik een keer moeten organiseren om daar een wandeling te maken, maar dan heb je wel iemand nodig die je kan begeleiden, want de wegenkaart van Nairobi gaat je er niet bij helpen. Wel ben ik dus boodschappen gaan doen aan de rand van Kibera. Dit is een enorme permanente markt waar je van alles en nog wat kan kopen voor prijzen waarvan ik zou denken dat het echt geen winst meer oplevert. (T-shirts en spijkerbroeken voor pijzen tussen 0.20 en 2 euro) Ondanks dat het merendeel van de mensen hier dus echt arm is, voelde ik geen enkele vijandigheid. Rustig kon ik rond kijken en genieten (al is dat niet geheel het goede woord) van de bedrijvigheid. Binnen de kortste keren was ik kompleet de weg kwijt in dit dolhof van tegen en tussen elkaar gebouwde stalletjes, waarbij alles het zelfde lijkt. Helaas is mijn herrinering, maar vooral mijn woorden schat niet scherp genoeg om dergelijke ervaringen te kunnen voortbrengen op digitaal papier.
zondag, september 18, 2005
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
We gaan meteen dansen als je terugbent - die moves die je daar hebt opgedaan moeten we zien!!
xx
Beste Sander ,
Ik wilde vragen of er iemand ervaringen heeft met geldlening van Afab.
Ik ben namelijk op zoek naar geldlening en zie ze overal staan.
Met vriendelijke groet,
Albert H Haanstra.
Een reactie posten